Dag zesjes-cultuur in het HBO
De hbo’s naderen het einde van het studiejaar. Dit jaar is er (nog) geen nieuw echec naar buiten gekomen over het niveau van hbo-opleidingen. InHolland is aan het bijkomen van de gele en rode kaarten die zijn uitgedeeld. Ook andere instituten en opleidingen likken hun wonden en snakken naar het zomerreces om bij te komen van de meestal door accreditatiecommissies opgelegde verbeter-eisen. Terecht? Nee. Want juist nu is het nodig om het curriculum voor het nieuwe studiejaar voor te bereiden. De pleisters die her en der geplakt zijn, zijn niet voldoende. Hbo-waardig onderwijs en afstuderen vraagt innoveren. Weg met de zesjescultuur. De weg naar boven moet worden gevonden en ingeslagen. Een andere mindset, maar zeker ook een andere methode is hard nodig om het beste uit studenten te halen.
Competent afstuderen
De kerncompetentie van hbo-ers is het zelfstandig kunnen onderzoeken en oplossen van praktijk-vraagstukken. De eindtoets bestaat dan ook vaak uit de uitvoering van zo’n praktijkopdracht. Met die competentie zijn hbo-ers de grote starters en verbeteraars van het mkb. Het aanleren van die kerncompetentie krijgt vaak pas extra aandacht in het afstudeerjaar. De huidige normen voor de eindkwalificatie, de Dublin Descriptoren en de Tien Algemene hbo-competenties, sluiten (grote) variatie niet uit en van die normatieve ruimte wordt veel gebruik gemaakt.
Wat is er zoal mis in de praktijk?
1. Onvoldoende precisie. De begeleidingsintensiteit bij het afstuderen bijvoorbeeld kan variëren van een ‘op afstand volgende docent’ (“mijn schoolbegeleider zie en spreek ik pas aan het einde van mijn afstuderen”) tot een verplichte tweewekelijkse bijsturing. Of neem de zwaarte van de eindtoets. De aangetroffen variatie loopt van 20 weken werken aan het oplossen van een markant praktijkvraag-stuk tot slechts het opstellen van een ‘businessplan’ voor een zelfstarter/éénpitter.
2. Gebrek aan standaardisatie. Kwaliteitsborging is alleen haalbaar met standaardisatie van werkme-thoden. Zo ook voor praktijkonderzoek in het afstudeerjaar. Maar die ontbreekt vaak. Opleidingen bieden veelal ‘losse vakken’ aan, maar van een gericht curriculum ’praktijkonderzoek’ is geen sprake. Het Tienstappenplan (TSP) biedt een oplossing. Het is een methode waarbij het hele (afstudeer) onderzoekproces in tien stappen verdeeld is. Het lesprogramma bestaat uit groepsonderwijs per stap met aansluitend uitvoering in de eigen individuele praktijkopdracht. Elke volgende stap begint met evalueren van de resultaten van de vorige. Die cyclische aanpak maakt de leerlijn uitdagend en effectief. Het hanteren van een vast en gerichte werkmethode voor studenten én schoolbegeleiders zou een ingrijpende kwaliteitsverbetering en –borging betekenen.
3. Ontbreken collectieve verantwoordelijkheid en professionele mores. Iedere docent kan de begeleiding van een student doen ‘op zijn manier’ (“zo doe ik het al jaren”). Ook de beoordeling, ondanks dat er veelal sprake is van een ‘tweede begeleider/lezer’. Maar een ‘docentenkoppel’ dat jarenlang functioneert en elkaar ‘lekker ligt’ blinkt meestal niet uit in kritische en professionele bevraging. Als deze toetsing dan ook nog pas plaatsvindt aan het einde van een afstudeertraject, lonkt voor studenten ‘het voordeel van de twijfel’. En wordt eerder de inspanning beoordeeld dan de kwaliteit. Opnieuw een mager zesje die zich aandient op de arbeidsmarkt. Hierbij moet opgemerkt worden dat het handelen van docenten ‘aangewakkerd’ wordt door ‘systeemdruk’. Onderwijsinstel-ling hebben immers de opdracht (en baat) om studenten in 4-jaar af te laten studeren.
Kwaliteitsopgave
Het hbo staat voor het vormen van hbo-waardige alumni middels een vierjarige opleiding. Dat is geen gemakkelijke opgave. De eindkwalificaties moeten zodanig geformuleerd zijn dat aan het einde van de opleiding toetsbaar is of de student eraan voldoet. De eindkwalificaties vormen de grondwet van de opleiding. De kwalificaties dienen sturend te zijn voor het curriculum, het programma. Deze kijk op de zaak markeert de overgang van inputsturing naar outputsturing. Dat heeft een grote invloed op de inrichting van het onderwijs. Zoals de noodzaak om het eindniveau precies en meetbaar te formuleren en geloofwaardig door elke individuele student aangetoond kan worden, het bepalen van de noodzakelijke onderwijsinspanning om het gewenste eindniveau te waarborgen, het op regelmatige basis (ook tussentijdse) meten en waar nodig – in geval achterstanden – het inzetten van bijsturingsacties voor het hele cohort en/of voor individuele studenten. Voorwaar een niet misselijke opgave voor hbo-opleidingen.
Innoveren is de opdracht
Wie het bovenstaande doorleefd in z’n consequentie begrijpt dat het hbo-onderwijs de komende maanden moet aangrijpen om haar curriculum ‘afstuderen’ te innoveren. De eindejaarsrally van afstudeerders is bijna achter de rug. Er is dan (meer) tijd om te reflecteren. Om op open en kritische manier te kijken hoe de kwaliteit van het afstuderen van een zes een acht kan worden. Dit vraagt het vermogen om over de huidige en vaak persoonlijke manier van begeleiden en beoordelen van afstudeerders af te stappen. Het vraagt ook om collectieve verantwoordelijkheid om gezamenlijk een serieuze kwaliteitsinjectie te bewerkstelligen.
Het werkveld schreeuwt om beter afgestudeerde hbo-ers. Studenten beseffen dat een niet hbo-waardig verkregen diploma hen niet helpt op de arbeidsmarkt. Hbo-instellingen zitten niet te wachten op weer een gele of rode kaart. De tijd is meer dan rijp om op alle fronten een streep te zetten door de zesjescultuur.
Meer weten over hbo-waardig afstuderen?
Zie: www.hbo-proof.nl.
De blog is mede gebaseerd op publicaties over HBO-waardig afstuderen van professor Piet Kempen.