Openbaar Bestuur moet om
Gemeenten staan midden in een tijd waarin grootscheepse veranderingen wachten. Met ingang van 2015 wordt hun takenpakket bijna verdubbeld door de decentralisaties op het gebied van jeugd, werk en zorg. Ook buiten het sociaal domein krijgen gemeenten te maken met tal van uitdagingen: nieuwe regionale samenwerkingen, andere financieringsstromen en bijzondere maatschappelijke initiatieven. Dat vergt aanpassing van de organisatie, nieuwe competenties van de medewerkers en hun leidinggevenden. Hoe iedereen te motiveren de bakens te verzetten? En, niet onbelangrijk, sluit de huidige inrichting van ons politiek en bestuurlijk bestel eigenlijk wel aan bij de eisen die de netwerksamenleving stelt?
Een interessant en prangend thema, dat centraal stond in het evenement ‘Kompas voor 2015’ dat Binnenlands Bestuur 19 januari jl. organiseerde in Museum Speelklok te Urecht. De uitnodiging die ik hiervoor kreeg heb ik aanvaard; ik wilde graag horen wat de visie is van deskundige sprekers op de rol van de lokale bestuurder en ambtenaar in een snel veranderende samenleving. Hieronder enkele kernpunten.
Door de decentralisatie in de 3 domeinen is het (duidelijker dan ooit) logisch dat gemeenten taken gaan afstoten en gaan neerleggen in de lokale en lokale samenleving. De takendiscussie is volop aan de gang. Met het gevaar dat er nieuwe ingewikkelde structuren gaan ontstaan waarin niet duidelijk is wie verantwoordelijk is voor wat. Hoogleraar Staatsrecht Douwe Jan Elzinga (RU Groningen) stelde zich de vraag: gaat het Openbaar Bestuur van collectief naar individueel bestuur en van onherkenbaar naar herkenbaar bestuur? Of blijft het bij het oude? Deze discussie gaat spelen gelijktijdig met het zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking tussen partijen. Hierbij komt de belangrijke rol voor de burgers. De overheid vraagt ‘mee te doen’ (participatiemaatschappij). Daarbij past niet dat de verantwoordelijkheid, die de overheid zelf nog heeft en houdt, onduidelijk is. Van het kastje naar de muur gestuurd worden hoort bij ‘de oude overheid’, mag niet meer van toepassing zijn in ‘de nieuwe tijd’.
Marco Boogers (hoogleraar innovatie en regionaal bestuur, TU Twente) richtte zich in zijn betoog ‘innoveren in het regionaal bestuur’ op ‘de grote stad als nieuw ordeningsprincipe’. Met de grote steden in de ‘lead’ en de regiogemeenten en samenwerkingspartners er rond om heen. Dit zou tot gevolg hebben dat er een variatie in taken en bevoegdheden gaat ontstaan in plaats van gemeentelijke eenheidsworst. Als voorbeeld werd Eindhoven genoemd, de slimste regio van de wereld, als ook Economic Development Boards in Rotterdam en Amsterdam. Deze ontwikkeling vraagt dat Raden lokale en regionale belangen bij elkaar moeten brengen. En dus over hun lokale schaduw heen moet springen. Wat geen sinecure is. Zijn boodschap: ‘de regio moet een ecosysteem voor innovaties worden, geen slagveld voor bestuurders’.
Carolien Gehrels (directeur ‘Big Urban Clients’ Arcadis en voormalig wethouder in Amsterdam) voorziet dat de 21ste eeuw ‘aan de steden’ wordt, net zoals in de 17de eeuw toen samenwerken en investeren ons land grote welvaart bracht. “We laten de 20ste eeuw van natiestaten achter ons”, is haar overtuiging. Door een zich terugtrekkende overheid gaan nieuwe machtsbalansen ontstaan. Met een duidelijke rol en positie voor bedrijven en burgers, die per regio (dus situationeel) zal verschillen. Er gaan strategische coalities ontstaan, economic boards en denktanks met hun focus op duurzame groei en innovatie. Dit vraagt moed en lef van bestuurders/beslissers om hierin te sturen en te investeren. Gehrels ziet steden als ‘laboratoria voor nieuwe metropolitane oplossingen’, drivers voor ondernemerschap en innovatie en als regionaal verbinder.
Versnellingskompas 2016?
Stel dat ik als gemeentesecretaris in de zaal had gezeten, of als uitvoerend ambtenaar, was ik dan met een urgentiebesef naar huis gegaan? Had ik dan de volgende dag mijn collega’s opgetrommeld om het kompas voor onze gemeentelijk organisatie te gaan bepalen? Nee. De inleiders brachten eerder vergezichten dan inzichten, meer contouren dan punten. Om een organisatie in een ‘veranderstand’ te krijgen is herkenbaar taal die raakt nodig, urgentiebesef en als het kan een wenkend perspectief. Kompas 2015 bleek vooral Kompas 2025 te zijn. Het roept het beeld op dat er de komende jaren nog heel wat congressen, beleidsnota’s en discussies gewijd worden aan de besproken bestuurlijke thema’s, zonder dat er iets (mee) gebeurt. Terwijl de maatschappelijk ontwikkeling snel gaat. Getuige de vele initiatieven van burgers en bedrijven waar de overheid zich nauwelijks raad mee weet. Buiten gaat het snel, de vernieuwing binnen de overheid moet sneller. Idee voor een volgend congres: Versnellingskompas 2016.
Meer lezen? Ga naar www.binnenlandsbestuur.nl/kompas2015